Ik ben vroeger gepest. Op school, op padvinderij. De vraag die door mijn hoofd is blijven spelen is natuurlijk waarom ik. Mijn antwoord tot nu toe is altijd geweest omdat ik het verdien. Ik ben ook raar, ik hoor er nooit helemaal bij, ik ben een beetje dom, onhandig, net te dik, net te lang.
Maar, na een recent voorval dat me in een klap terugbracht naar het schoolplein (waarvoor vriendelijk dank aan mijn Noorse collega voor de kans om tot dit diepe zelfinzicht te komen), denk ik, misschien is het wel niet om wie ik was (daarbij de bovenstaande kwalificeringen over mezelf natuurlijk niet in twijfel trekkende, want je hebt een minderwaardigheidscomplex of je hebt het niet), maar om hoe ik reageerde. Ik reageerde namelijk niet. Ik had geen verdediging.
Als iemand me publiekelijk aanvalt (zoals tijdens het recente voorval tijdens een congres) verandert mijn brein in appelmoes. Ik kan niet meer denken, niet meer praten. Ik verstijf. Ik ben het hert dat recht in de koplampen van de aansnellende auto blijft staren. Ik doe niks, want ik kan niks doen. Ik vang de klappen op, haal adem en ga verder.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten