zondag 6 november 2016

Overweging bij Lucas 20-27-38





Deze week stond in het teken van de dood, niet alleen tijdens de katholieke Allerzielenviering, maar ook tijdens de Halloweenvieringen en de lichtjesavond op begraafplaats Hofwijk gisteren.

Wij zijn allemaal weleens geconfronteerd geweest met de dood. We hebben allemaal wel iemand verloren die u zeer na aan het hart was: een goede vriend of vriendin, een ouder, een broer of zus, een echtgenoot of misschien zelfs een kind.

Zo'n verlies doet pijn, het gescheiden zijn van de geliefde snijdt door merg en been, het voelt of er een stukje van je hart wordt afgescheurd. Er is een leegte die niet lijkt te kunnen worden opgevuld. Het is duister en eenzaam. Je zou kunnen zeggen dat wij als nabestaanden op dat moment ook dood zijn: we zijn afgesneden van de liefde en God is liefde. Als we ons dus afgesneden voelen van de liefde, voelen we ons ook afgesneden van God.

Ons geloof geeft ons echter een sprankje hoop, iets om ons aan vast te houden: De dood betekent in ons geloof niet het einde, de dood heeft niet het laatste woord. In ons geloof wint de liefde van de dood. Dat zien we natuurlijk het beste in het paasverhaal: Jezus sterft aan het kruis, maar staat weer op. Hij, de belichaming van de Liefde, overwint de dood. Onze God is een God van levenden, niet van doden zegt Jezus vandaag.

Dat de liefde de dood overwint, ervaren we soms juist bij zo'n pijnlijk afscheid van iemand waarvan we veel gehouden hebben. Vaak hoor je nabestaanden zeggen dat ze de aanwezigheid van de overleden persoon hebben ervaren, eventjes maar, als een schaduw die de hoek omgaat, alsof diegene je heel lichtjes aanraakt. De dichteres Mary Frye beschreef die liefdeservaring op een prachtig gedicht, dat ik u hier graag wil voorlezen:

Sta aan mijn graf zonder verdriet
ik ben daar niet, ik slaap er niet
Ik ben de wolken, door de wind gewaaid
de sneeuw met diamant bezaaid
Ik ben de zon op het volle koren
de stilte van het ochtendgloren
waarin jij, die de dag begint
de cirkelvlucht van vogels vindt
Ik ben de lenteregens, zacht
de sterrenschittering in de nacht
Sta aan mijn graf zonder een traan
ik ben daar niet, niet dood gegaan

En het zijn precies deze liefdeservaringen die ons een vermoeden geven van wat met leven na de dood bedoeld kan worden. Liefde die sterker is dan de dood, een liefde die je door de dood heen ervaart. De liefde heeft het laatste woord.

Als de scherpste pijn van een verlies verdwijnt, komt het licht weer door de duisternis: we herinneren ons mooie of grappige momenten met de geliefde die we moeten missen. We lachen weer door onze tranen heen als we aan hem of haar denken. We kunnen ons dan weer richten op het leven van die persoon in plaats van op zijn of haar dood. Ook dat is leven na de dood. Ook hier zien wij een glimp van de liefde en daarmee van God.

Leven en dood kunnen we zelfs een beetje minder letterlijk nemen. We ervaren allemaal weleens dat we in het leven dood zijn. We voelen ons soms eenzaam en somber of we zien het niet meer zitten. Als het om die reden donker en duister in ons leven is, dan zijn het vaak kleine gebaren die als lichtpuntjes dienen: een buurvrouw die vraagt hoe het met ons gaat, een vriendin bij wie je rustig uit kunt huilen, iemand die een hand op je schouder legt. Ook dat is leven na de dood. Ook hier dringt het licht weer door in de duisternis. De liefde van God maakt zich aan ons kenbaar.


Wat we mogen meenemen van de lezingen van vandaag is dat de dood niet het laatste woord heeft. God heeft het laatste woord. De liefde heeft het laatste woord. Laten we nu een paar minuten de tijd nemen om bij onszelf na te gaan wat ons leven geeft, wat zijn onze lichtpuntjes in het duister, waarin herkennen wij God?

zondag 4 september 2016

Overweging bij Lucas 14:25-33





U bent hier vanmorgen naartoe gekomen. Misschien gaat u graag naar de kerk en zag u ernaar uit, misschien had u eigenlijk geen zin. Hoe dan ook u heeft vanmorgen de keuze gemaakt om hierheen te komen om God te ontmoeten, om inspiratie op te doen aan Zijn woorden en om u te sterken met Zijn lichaam. De viering van vandaag gaat eigenlijk precies hierover: welke keuzes moeten wij maken om een leerling van Jezus te worden, om Hem te volgen.

We ontmoeten Jezus vandaag in het evangelie van Lucas terwijl hij talloze mensen toespreekt waarmee hij op weg is. Dat is niet zomaar een inleidend zinnetje van de evangelielezing. Hij is op weg naar Jeruzalem. Hij is op weg naar de plek waar Hij voor ONS kiest, een keuze uit liefde, maar ook een keuze die leidt tot een pijnlijke dood aan het kruis.

Jezus draait zich op die weg naar de menigte toe. Met die fysieke omkering, draait hij ook de keuze om. Hij zegt tegen de mensen wat er van ze wordt verwacht als ze voor Hem kiezen. Dat is echter niet niets. Om Jezus te volgen volgens deze lezing moet je je vader, je moeder, je vrouw, je kinderen, je broers en zussen, ja zelfs je eigen leven haten. Je moet je kruis dragen.

Ik weet niet hoe het met u verging toen u deze tekst voorgeschoteld kreeg zonet, maar mijn eerste reactie bestond voornamelijk uit onbegrip. Hoe kan Jezus mij vragen om alles wat mij dierbaar is, alles wat ik liefheb de rug toe te keren, sterker nog te haten? Mijn eerste reactie was: dan hoeft het voor mij niet. Laat dan maar. Ik blijf liever bij de mensen die ik liefheb.

Op dat woordje haten is echter wel wat af te dingen. De nieuwe Bijbelvertaling gebruikt bijvoorbeeld ‘breken met’, dat al iets minder extreem klink. Als we kijken naar het Oudgrieks, dan staat er het woord miseo. Dat betekent haten, maar kan volgens sommige geleerden ook de wat ruimere betekenis hebben van iemand liefhebben boven iemand anders.

Iemand liefhebben boven iemand anders misschien is dat wel wat Jezus zegt: om Mij te volgen moet je Mij liefhebben boven de mensen, zelf boven de mensen die je na aan het hart zijn.

Laten we het verhaal ook in zijn context plaatsen zodat we nog beter de harde woorden die Lucas aan Jezus toeschrijft begrijpen. De evangelist Lucas trok zo’n honderd jaar na de kruisiging van Christus predikend rond. In deze tijd werden christenen volop vervolgd. Wie christen werd, wie er dus voor koos om Jezus te volgen, liep toen werkelijk het risico om te moeten breken met zijn ouders, vrouw en kinderen, en zelfs om zijn leven te verliezen. De eerste christenen kozen er dus voor om Jezus lief te hebben boven al het andere en het kruis van die keuze (geen contact met familie, vervolging, marteling en soms zelfs een gewelddadige dood) te dragen.

De kans dat wij zelf ons leven of onze familie kwijtraken vanwege ons geloof in Jezus is op de dag van vandaag in Nederland niet zo groot. Toch zien wij wel dergelijke voorbeelden in de huidige wereld: er zijn miljoenen mensen die hun leven of hun familie verliezen omdat ze trouw blijven aan hun God, aan onze God. Denk bijvoorbeeld aan de miljoenen christenen in Irak, Syrië, Saoedi-Arabië, Kenia, China en nog vele andere landen waar christenvervolgingen nog steeds aan de orde van de dag zijn.

Een ander concreet voorbeeld vinden we in het leven van Pater Frans van der Lugt. Deze jezuïet woonde en werkte in Syrië. Hij ving daar samen met zijn medebroeders iedereen op die hulp nodig had: christenen, moslims, zieken, wezen en gehandicapten. Hij volgde Jezus door voor hen te zorgen. Daar lag zijn prioriteit. Dat was de keuze die hij gemaakt had. Toen de oorlog in Syrië losbarstte, keerde hij niet terug naar Nederland of naar een andere, veiligere omgeving. Zijn broers vroegen hem om terug te komen, maar hij peinsde er niet over. 'Ik moet er zijn', zei hij. 'De mensen verkeren in nood.' Hij koos uit liefde voor de mensen in Syrië. In die keuze droeg hij zijn kruis: de bombardementen, dreigementen en beschietingen en uiteindelijk zijn dood op 7 april 2014.

Jezus vraagt ons nu om stil te staan bij de vraag of wij bereid zijn om voor Hem te kiezen, Hem te volgen en ons kruis daarbij te dragen? Betekent dat dat we allemaal huis en haard moeten verlaten, met onze families moeten breken en ons leven moeten opofferen?

Moeder Teresa, die vandaag heilig wordt verklaard, geeft eigenlijk antwoord op die vraag. Ook zij was een voorbeeld van iemand die alles opofferde om Jezus te volgen, in haar geval door voor de armen te zorgen. Een van haar bekendste uitspraken lijkt echter bijna haaks te staan op het evangelie van vandaag. Zij zegt: als je de wereld wilt veranderen, ga dan naar huis en zorg voor je familie.

Ook Jezus geeft in de rest van de lezing aan dat je moet doen wat je kunt, je moet je hand niet overspelen: je moet geen toren gaan bouwen als je financiën niet op orde zijn en je moet geen oorlog gaan voeren als de vijand sterker is dan jij. Kortom, Jezus vraagt ons te doen wat in ons vermogen ligt, maar om dat dan wel met overgave te doen.

We kunnen onszelf dan de vraag stellen wat wij kunnen doen om Jezus te volgen. Ik ben ervan overtuigd dat wij Jezus volgen als wij een keuze maken uit liefde en volharden in die keuze (anders gezegd, het kruis van die keuze dragen). We zien daar dagelijks voorbeelden van in onze directe omgeving. Ik geef één voorbeeld, dat veel mensen hier zullen herkennen:

Hoeveel mensen hier in onze parochie zorgen of zorgden er namelijk niet uit liefde voor een zieke dierbare? Zij dragen dagelijks het kruis van zorg, wanhoop, verdriet en angst. Ook dat is Jezus volgen: een keuze maken uit liefde, bij die liefde blijven, en de consequentie, het kruis, daarvan dragen.

Laten we dan nu een kort bezinningsmoment nemen om na te gaan waarin wijzelf Jezus volgen, welke keuzes uit liefde wij hebben gemaakt en of wij ook bereid zijn om het kruis van die keuzes te dragen.

Amen



maandag 2 mei 2016

Overweging bij Johannes 21:1-19



Laten we ons eens verdiepen in de leerlingen van Jezus in dit verhaal. Ze staan aan het meer van Tiberias, ook wel het meer van Galilea genoemd. Ze zijn daar niet voor de eerste keer. Hier zijn ze vaak samen geweest met hun lieve vriend en grote voorbeeld, Jezus. Hem hebben ze de afgelopen weken zien lijden en sterven en ze hebben het wonder van zijn opstanding meegemaakt. Maar nu lijkt hun vriend, de man voor wie ze alles en iedereen hebben achtergelaten, helemaal verdwenen. Als we de leerlingen zo zien staan na al die gebeurtenissen dan kunnen we hun radeloosheid bijna voelen. Wat nu?

Petrus stelt voor om maar te gaan vissen en de andere leerlingen gaan mee. Ze vangen echter niets. De hele nacht staren ze in het donkere water. Dan wordt het ochtend en zien ze een man aan de kant van het meer staan die zegt dat ze de netten aan de andere kant van de boot moeten uitwerpen. Dat doen ze en ineens verandert de hele situatie: ze vangen heel veel vis en de lievelingsleerling van Jezus (Johannes) herkent de man aan de kant van het meer ineens. Het is de Heer!

Wat is er hier nou toch gebeurd? Hoe kan het dat de leerlingen ineens weer wat meezit? We zien in dit stukje tekst een paar belangrijke dingen. De leerlingen kijken tijdens het vissen de hele nacht naar links, naar het westen, waar de zon ondergaat. Als we het licht of de zon zien als het symbool voor Jezus, dan richten  de leerlingen hun aandacht dus eigenlijk op het sterven van Jezus (de ondergaande zon). Ze vangen niets en staren in het donkere water. Hun leven staat als het ware stil.

Dan is er iemand die ze zegt: probeer het eens aan de andere kant. Ze draaien zich naar rechts, het oosten, en zien dus de zonsopgang (het is immers ochtend). Als we de zon/het licht nu weer nemen als een symbool voor Jezus, dan kijken de leerlingen nu dus naar de verrezen Christus, die zijn licht over de leerlingen laat schijnen. Nu begint hun leven weer op gang te komen en vangen ze vis.

Dat is ook precies het moment dat Johannes (de lievelingsleerling van Jezus) Jezus herkent. De leerlingen herkennen Jezus in het licht dat door de duisternis breekt.

Dat is niet de eerste keer dat we in de verhalen over Jezus na de opstanding lezen dat Jezus zelf zorgt voor een omkering van donker naar licht, van dood naar leven. Johannes vertelt één hoofdstuk eerder in dit evangelie namelijk ongeveer hetzelfde over Maria Magdalena: Zij is verdrietig over de dood en afwezigheid van Jezus en staart naar zijn graf. Ze komt een man tegen en dat blijkt Jezus te zijn, maar ze herkent Hem aanvankelijk niet. Pas als Hij haar aanspreekt en zij keert zich om (weg van het graf) herkent ze Hem en kan ze weer verder met haar leven.

Wat kunnen wij nu uit dit verhaal meenemen? Wij kunnen ons afvragen of wij Jezus ook wel eens herkennen in de mensen die wij tegenkomen en ons weer op het goede spoor zetten (net zoals de leerlingen Jezus herkende in de man aan de kant van het meer, of Maria Magdalena in de tuinman).

Ik denk dat dat eigenlijk heel vaak zo is, bijvoorbeeld als je wordt gebeld door een vriend of vriendin wanneer je in de put zit; als je valt en iemand raapt je op; als je je eenzaam voelt en je kunt een praatje maken met de buurvrouw; als je moe bent en je man zet een kopje thee voor je. Herkennen we niet in al die kleine gebaren Jezus: iemand die met liefde en warmte naar ons kijkt, ziet dat wij het even niet meer zien zitten en ons dan met een klein gebaar weer terug op de rails zet?

Aan het einde van het verhaal vraagt Jezus Petrus om zijn schapen te hoeden en hem te volgen. Wij kunnen die vraag van Jezus ook op onszelf betrekken. Wij worden ook gevraagd om de schapen hoeden en Hem volgen? Hoe dan? Door een lichtpuntje te zijn op de donkere momenten in het leven van de ander, van de mensen in onze eigen omgeving. Het zijn vaak maar kleine gebaren die nodig zijn: de man aan de kant van het meer geeft een goed advies (kijk eens naar de zonsopgang) en hij eet met de leerlingen, de tuinman bij het graf van Jezus maakt een praatje met Maria. We kunnen dus met een klein beetje aandacht, een vriendelijk gebaar, een goed advies, een gezamenlijk kopje koffie of een maaltijd al lichtpuntjes worden in het leven van de ander. Daarmee volgen wij Jezus en hoeden zijn schapen.

Voor dat ik deze overweging afrond, wil ik nog eventjes naar het laatste stukje van het verhaal kijken. Na het eten spreekt Jezus met Petrus. Het wordt een ontroerend gesprek. Jezus en Petrus, vrienden die zoveel samen hebben doorgemaakt, staan na al die belevenissen weer tegenover elkaar en Jezus vraagt Petrus heb je mij lief? Niet één keer, maar drie keer. Petrus antwoordt drie keer ja heer gij weet dat ik u bemin.

Sluit u nu eens uw ogen. Doe het maar even, dat helpt. Stelt u zich eens voor dat u voor Jezus staat. Uw voorbeeld, uw vriend. U heeft hem zien lijden en sterven, u heeft hem verraden uit angst voor uw eigen leven, en u hebt getuigd van Zijn verrijzenis. U was radeloos toen hij ineens van u was weggenomen. En na al die momenten staat Jezus weer tegenover u en vraagt u Heb je mij lief?

Wat zou dan uw antwoord zijn?