Deze week stond in het teken van de
dood, niet alleen tijdens de katholieke Allerzielenviering, maar ook tijdens de
Halloweenvieringen en de lichtjesavond op begraafplaats Hofwijk gisteren.
Wij zijn allemaal weleens
geconfronteerd geweest met de dood. We hebben allemaal wel iemand verloren die
u zeer na aan het hart was: een goede vriend of vriendin, een ouder, een broer
of zus, een echtgenoot of misschien zelfs een kind.
Zo'n verlies doet pijn, het
gescheiden zijn van de geliefde snijdt door merg en been, het voelt of er een
stukje van je hart wordt afgescheurd. Er is een leegte die niet lijkt te kunnen
worden opgevuld. Het is duister en eenzaam. Je zou kunnen zeggen dat wij als nabestaanden
op dat moment ook dood zijn: we zijn afgesneden van de liefde en God is liefde.
Als we ons dus afgesneden voelen van de liefde, voelen we ons ook afgesneden
van God.
Ons geloof geeft ons echter een sprankje
hoop, iets om ons aan vast te houden: De dood betekent in ons geloof niet het
einde, de dood heeft niet het laatste woord. In ons geloof wint de liefde van
de dood. Dat zien we natuurlijk het beste in het paasverhaal: Jezus sterft aan
het kruis, maar staat weer op. Hij, de belichaming van de Liefde, overwint de
dood. Onze God is een God van levenden, niet van doden zegt
Jezus vandaag.
Dat de liefde de dood overwint,
ervaren we soms juist bij zo'n pijnlijk afscheid van iemand waarvan we veel
gehouden hebben. Vaak hoor je nabestaanden zeggen dat ze de aanwezigheid van de
overleden persoon hebben ervaren, eventjes maar, als een schaduw die de hoek
omgaat, alsof diegene je heel lichtjes aanraakt. De dichteres Mary Frye
beschreef die liefdeservaring op een prachtig gedicht, dat ik u hier graag wil
voorlezen:
Sta aan mijn
graf zonder verdriet
ik ben daar
niet, ik slaap er niet
Ik ben de
wolken, door de wind gewaaid
de sneeuw met
diamant bezaaid
Ik ben de zon op
het volle koren
de stilte van
het ochtendgloren
waarin jij, die
de dag begint
de cirkelvlucht
van vogels vindt
Ik ben de
lenteregens, zacht
de
sterrenschittering in de nacht
Sta aan mijn
graf zonder een traan
ik ben daar
niet, niet dood gegaan
En het zijn precies deze
liefdeservaringen die ons een vermoeden geven van wat met leven na de dood
bedoeld kan worden. Liefde die sterker is dan de dood, een liefde die je door
de dood heen ervaart. De liefde heeft het laatste woord.
Als de scherpste pijn van een
verlies verdwijnt, komt het licht weer door de duisternis: we herinneren ons
mooie of grappige momenten met de geliefde die we moeten missen. We lachen weer
door onze tranen heen als we aan hem of haar denken. We kunnen ons dan weer
richten op het leven van die persoon in plaats van op zijn of haar dood. Ook
dat is leven na de dood. Ook hier zien wij een glimp van de liefde en daarmee
van God.
Leven en dood kunnen we zelfs een
beetje minder letterlijk nemen. We ervaren allemaal weleens dat we in het leven
dood zijn. We voelen ons soms eenzaam en somber of we zien het niet meer
zitten. Als het om die reden donker en duister in ons leven is, dan zijn het
vaak kleine gebaren die als lichtpuntjes dienen: een buurvrouw die vraagt hoe
het met ons gaat, een vriendin bij wie je rustig uit kunt huilen, iemand die
een hand op je schouder legt. Ook dat is leven na de dood. Ook hier dringt het
licht weer door in de duisternis. De liefde van God maakt zich aan ons kenbaar.
Wat we mogen meenemen van de lezingen
van vandaag is dat de dood niet het laatste woord heeft. God heeft het laatste
woord. De liefde heeft het laatste woord. Laten we nu een paar minuten de tijd
nemen om bij onszelf na te gaan wat ons leven geeft, wat zijn onze lichtpuntjes in het duister, waarin herkennen wij God?