vrijdag 9 november 2007

Regenboogbrug

Er is een gedichtje, de regenboogbrug, dat ik eens in de zoveel tijd las met Henny (God hebbe haar ziel), en waar we dan samen verschrikkelijk om moesten huilen. Niet omdat de tekst zo mooi is, of het rijm (het rijmt nieteens), in tegendeel. Het is een bijna kinderachtig, clichématig gedichtje. Maar, het is zo'n prachtig beeld dat wordt geschetst.

Dus, voor iedereen die zijn huisdier mist, voor Britt en voor Henny.

_________________________________________________________
Regenboogbrug

Aan deze kant van de hemel is een plaats die regenboogbrug heet.
Wanneer een geliefd huisdier overlijdt gaat het naar de regenboogbrug.
Er zijn weiden en heuvels voor onze speciale vrienden, zodat ze samen kunnen rennen en spelen.
Er is een overvloed aan eten, drinken en zonneschijn en onze vrienden zijn er gelukkig.

Dieren die ziek en oud waren worden weer gezond en sterk,
dieren die gewond of verminkt waren worden heel gemaakt,
zoals wij ze ons herinneren in onze dromen van dagen die voorbij zijn.

De dieren zijn blij en tevreden; er is maar een ding wat ze missen;
die speciale persoon waar ze zo aan gehecht waren, die ze achter moesten laten.
Ze spelen en rennen samen, maar de dag komt dat er één plotseling stopt en in de verte staart.

De heldere ogen oplettend, het lijf trilt van verwachting.
Ineens rent ze van de groep weg, vliegt over het gras haar benen dragen sneller en sneller.
Ze heeft jou gezien en wanneer jij en je speciale vriend eindelijk weer samen zijn, omhelzen jullie elkaar in een vreugdevolle hereniging, nu verlaten jullie elkaar nooit meer.

De blijde kussen regen over je gezicht, je handen strelen dat geliefde hoofd en eens te meer kijk je in de ogen van je lieveling, die je zo lang hebt moeten missen, maar nooit bent vergeten.

En dan gaan jullie samen over de regenboogbrug.

1 opmerking:

Unknown zei

MOOI BEN TERUG AAN MIJN OVERLEDEN LIEVERDS AAN HET DENKEN EN EEN TRAANTJE AAN HET WEGPINKEN.
ONZE OVERLEDEN DIEREN MOGEN WE ZEKER NIET VERGETEN ZE WAREN ONS ZO TROUW EN LIEF
MARLEN VEERE