Chester, zie boven, en ik waren een rondje aan het wandelen. We komen een klein jongetje (jaar of 5) tegen:
Jongetje: Wordt die wolf ook wel weer eens een hond?
Ik: Een hond? Die wolf wordt mijn vriend als het volle maan is.
Het jongetje zijn ogen worden zo groot als schoteltjes. Verschrikt kijkt hij naar Chester die, zich van geen kwaad bewust, rustig aan een paal staat te snuffelen.
Ik (om de spanning wat te breken): Doe jij aan karate?
Jongetje: Ja, hoe weet u dat?
Ik: mijn vriend doet ook karate en ik zag jou dezelfde beweging maken als hij wel eens doet.
Jongetje, wijzend op Chester, met een verschrikte blik in zijn ogen: hij?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten